1999
Nooit meer
Nooit meer samen lachen en huilen,
Maar ook geen ruzies meer.
Nooit meer samen wandelen of een eindje rijden,
Maar ook geen meningsverschillen meer.
Nooit meer jouw voeten in mijn handen,
Geen wandeling langs de stranden.
Nooit meer jouw hand in de mijne of een kus voor het slapen,
Nu maar in mijn eentje liggen gapen.
Nooit meer naast je liggen warm tegen elkaar,
Het voelt echt raar.
Nooit meer samen eten,
Zo kan ik oneindig doorgaan,
Ik moet dit vergeten.
Nooit meer delen en niet bang meer,
Alles doet me zeer.
Veel pijn van binnen, ik zal dit nooit vergeten.
Wat moet ik doen nu de liefde is versleten.
Al heb ik dit grotendeels aan mezelf te danken,
Toch wil ik je voor de mooie momenten bedanken.
’t Is tijd om te janken.